1. Analogie
In deze opgave gaat het erom te ontdekken wat de relatie is tussen twee woorden. Daarna is het de bedoeling om een ander paar van woorden te selecteren waartussen diezelfde relatie geldt:
insect - vlieg
A. Envelop - Brief
B. Hond - Kat
C. Groente - Sla
D. Parket - Vloer
2. Cijferreeks
Deze opgave bestaat uit een reeks van getallen waarin op regelmatige wijze een verandering optreedt. Het is de bedoeling te ontdekken wat de wetmatigheid is en die vervolgens toe te passen door de volgende twee getallen van de reeks aan te wijzen.
2-7-13-20-28
A. 37-47
B. 36-46
C. 36-45
D. 37-48
3. Diagram
In deze opgave gaat het om het ontdekken van de relatie tussen drie woorden en het afbeelden van die relaties in een diagram.
vissen, karpers, snoeken
A. B. C. D.
4. Figuurreeks
In deze opgave wordt een reeks van vier figuurtjes gepresenteerd. Er verandert op een voorspelbare manier iets in deze figuurtjes. De taak is de regelmaat te ontdekken en toe te passen door uit vier alternatieven het figuurtje te kiezen dat de reeks correct voortzet.
Antwoorden oefenopgaven:
1. Analogie
Antwoord C is juist.
Een vlieg is "een soort" insect. Deze relatie moet u toepassen op de andere woordparen.
- Een brief is niet een soort envelop, dus A valt af.
- Een kat is niet een soort hond, dus B valt af.
- Een vloer is niet een soort parket, dus D valt af.
- Sla is een soort groente, dus C is het goede antwoord.
2. Cijferreeks
Antwoord A is juist. Er wordt eerst 5 bij het eerste getal opgeteld, daarna 6, daarna 7, dus steeds één meer. De volgende twee getallen zijn dus 37 (28 + 9) en 47 (37+10).
3. Diagram
Antwoord D is juist. De vissen worden weergegeven als de grote cirkel (of eerder ovaal). De karpers en snoeken worden weergegeven als de twee kleine rondjes. Omdat karpers geen snoeken zijn, staan die twee los van elkaar.
4. Figuurreeks
Antwoord D is juist. Het staartje draait 45 graden met de klok mee en om de beurt verschijnen er één of twee rondjes.